philippen & zn
inleiding

Afrikaantjes in zwart/wit
door Ruud Visschedijk, directeur Nederlands Fotomuseum, Rotterdam

'Het was mijn idee om samen een boek te maken', zegt Rafaël Philippen. 'Ik wil graag laten zien waar het bij mij allemaal vandaan komt. Als je, zoals ik, een kind hebt gekregen, is dat blijkbaar een mooi moment om dat te doen'. Als je aan vader Sander Philippen vraagt waarom hij samen met zijn zoon Rafaël dit boek heeft gemaakt, begint hij van oor tot oor te glimmen. 'Er is niets mooiers', zegt hij. 'We hebben hetzelfde gevoel voor vorm. Dat hebben we altijd gehad'.

Goed dat ze het gedaan hebben. Want hoe ze het doen, weet ik niet, maar ze maken me intens gelukkig als ik dit boek doorblader. Hun foto's geven me het gevoel dat het leven opeens een heel stuk draaglijker is. Als ik me afvraag waar dat geluksgevoel vandaan komt, kom ik eigenlijk niet veel verder dan dat het wordt opgeroepen door de toon van het boek, die van voor tot achter luchtig en lichtvoetig is. Iedere bladzijde weer krijg je het idee dat het bij de familie Philippen altijd lente is. Hun foto's lopen over van optimisme en levensvreugde.

Dat ligt gek genoeg niet aan hun onderwerpen. Er is immers niets optimistisch aan een beeld van twee in elkaar verstrengelde bomen, van een tijger die je door het hek van de dierentuin indringend aankijkt, een meisje dat wat dromerig voor zich uit zit te kijken of het torso van een tanige man. Wat je van die onderwerpen kunt zeggen, is dat ze allemaal maar heel gewoon en alledaags zijn, niks bijzonders. Bovendien springen ze ook nog van de hak op de tak. Beide fotografen fladderen van het ene onderwerp naar het andere, zonder zich te bekommeren om verbanden of samenhang. Dat zorgt ervoor dat het boek eigenlijk geen onderwerp heeft, geen alomvattend idee. Het bijzondere van het boek is, dat het eigenlijk niets wil zeggen of niets wil bewijzen. Het zegt alleen maar: 'Kijk'!

Dat betekent niet dat ze die foto's in een vloek en een zucht maken. Voordat je die meisjes zo ver hebt, dat ze het idee hebben laten varen dat ze er als een model uit moeten zien, dat duurt even. 'Ze zijn meestal erg teleurgesteld als ze het resultaat zien. Ik ben nu eenmaal naar andere dingen op zoek dan zij', zegt Rafaël. Waar Rafaël tamelijk intuïtief te werk gaat, heel erg op de persoon is gericht en de tijd neemt, let Sander aanvankelijk meer op zijn camera dan wie er voor staat. Om iemand er goed op te krijgen, is hij eerst een tijdje met de camera aan het stoeien: statief opzetten, licht meten, kader instellen, iets naar achteren, iets naar voren etcetera. Dan gaat het er om de persoon even op scherp te zetten met een kwinkslag of een uitdagende opmerking. En dan: afdrukken.

Het maakt eigenlijk niet zo veel uit wáár ze naar kijken, maar vooral hóe ze kijken. En wat dan opvalt is dat Sander en Rafaël allebei de werkelijkheid benaderen alsof ze deze voor de eerste keer zien. Ze kijken er naar, zonder aandrang de werkelijkheid te willen doorgronden, verklaren of duiden. Uit hun foto's spreekt daarom niet alleen oprechte verwondering, maar ook een losse en vrije houding naar hun onderwerp. Dat maakt zo'n zwart-witfoto van Sander van een bloemenperk met afrikaantjes zo ontwapenend. Daardoor behouden Rafaëls jonge meisjes hun onschuld.