insight/ogenblikken
tekst Frans Budé 3/4

insight/ogenblikken (vervolg)

Zij is er niet en toch weer wel. Waar denkt ze aan? Wat gebeurt er rechts buiten beeld, iets boven haar zithoogte? Niets. Ze dagdroomt. Zo leg je je handen als je wegdroomt. Die heb je even niet nodig. Dat vindt ook de fotograaf. Hij legt de scherpte naar achteren, nadat hij eerst letterlijk voor haar door de knieën is gegaan. Hij laat de ogen spreken. Die vallen nog het meeste op. Het rode puntje in haar ooghoek, het oranje knoopje op de rechter kraag . De witte handdoek op het hoofd die voldoende contrasteert met de achtergrond in dezelfde kleur. In al dat wit komt haar fleurige blouse goed uit. Het moet haar lievelingsblouse zijn, zo zit ze erbij, de handen op haar short. Als ze zo meteen weer terugkeert in haar lichaam, de muggenbeet weer voelt op haar rechter onderarm, zal ze dan vertellen waar ze was? Ik denk het niet. Dit is de wereld die van jonge meisjes is en die ze met niemand deelt. Indringers houdt ze buiten. Anderen bestaan alleen in haar gedachten, dat is het geheim.
Al wat in licht is geboren, zal in licht vergaan. Het zou een dichtregel kunnen zijn. Of een motto uit een rouwadvertentie. Hoe mooi zijn de gele bloembladeren op deze foto. Het licht tilt ze nog even op, alsof ze niet aan het sterven zijn. Hun uren zijn geteld. Voor hun naaktheid hoeven ze zich niet te schamen. Het water in de vaas wordt niet meer bijgevuld. Het groen van de eerst stevige bladeren verliest zijn sier, aan de punten tekent zich een stervensgrauwe kleur af. Het geel wil nog wel, zo lijkt het. Het is het moment van aarzeling. Het afscheid is nabij, je stelt het nog even uit. Alsof je met de tulpen ook de herinnering aan iets moois verstrooit. Een verjaardag, een bezoek. Je oog valt op de appels. Ze glimmen, stralen iets van troost uit. Ze eisen alle aandacht op, al zijn ze er nog maar pas. Kijk maar naar het plastic zakje, dat komt zó uit de schappen van de groenteman. Een aandoenlijk tafereel, dit stilleven: de blozende appels, de verwelkte ruiker. Het klinkt als een lied van leven en dood. En dan dat alledaagse plastic zakje. Het dringt zich op aan het licht. Hoe ik ook kijk, ik blijf er door bevangen. Zelfs plastic heeft een ziel. Je kijkt er met gemak doorheen, dat denk je althans. Totdat je merkt dat er licht in zit. Licht dat van een grote schoonheid is.

Licht kun je vangen, zelfs als het links en rechts uit de hemel stroomt. Als licht valt, breekt het. Als licht op water komt, kaatst het terug. Nergens is licht zo mooi als aan het water. Nergens is het water zo mooi als in Venetië. Philippen weet dat. Hij vangt het licht op dat door het hemeldek breekt en niet meer te stuiten zich over het water en de gondels verspreidt. Zijn licht wordt net geen tegenlicht, wat je ziet is nauwelijks te bevatten. De wereld verplaatst zich even. De stadspaleizen aan het water nemen hun oude plek weer in. Het is de illusie terug te kijken in de tijd. Dit is het licht van de schilder Giotto, ik kan ervan getuigen. Het licht over de bloemen rechts komt van Caravaggio. Ongedeerd komt het uit de hemel vallen, streelt zacht de rode knoppen, de brede en smalle planken op de voorplecht van het schip. Dit te beleven is een voorrecht. En geen mens te zien!

Venetië aan het water, Rotterdam de haven. Een groter contrast bestaat niet. Kijk je wat langer, dan zie je dat ook dit baggerschip zijn aantrekkingskracht heeft. De fraaie, imponerende romp, de technische installatie aan boord, gereed voor het klaren van een klus. Hier wordt gewerkt.
Wie zijn vrouw liefheeft, laat haar thuis. Een oude wijsheid, niets van waar. Wie zijn vrouw liefheeft draagt haar mee. Haar naam op een gele plaat tegen de voorruit van je truck. Kitty. Birgit. Belinda. Of Mellina, zoals op de boeg van dit schip. Met haar erbij sla je je door de golven. Die zijn er nauwelijks, op de foto althans. We zijn nog in de haven. Er is meer lucht dan water. De fotograaf wou dat zo. Het geeft de foto iets noordelijks. Met het oranje dak van de stuurhut denk je meteen aan de Hollandse wateren.
Lucht suggereert ruimtelijkheid, je kunt er gemakkelijk in verdwijnen, het is ruimte en tijd ineen. Onbepaalde ruimte, onbepaalde tijd. Weer terug op aarde is er bestemming. Het schip is onderweg. Keert het terug, vaart het uit? Onder de immense hemel is die vraag niet zo belangrijk. Er ligt iets onbestemds over het geheel. Ook dat is schoonheid, pure schoonheid.