convallaria majalis
tekst Frits Gierstberg

Convallaria majalis
De nieuwe foto's van Rafaël Philippen

De verliefde camera. Een titel van een film uit 1971 van fotograaf Ed van der Elsken. Ik moet er onmiddellijk aan denken als ik de foto's van Rafaël Philippen zie. Is er een mooiere typering voor zijn portretten van meisjes en jonge vrouwen, waar zo veel liefde en intimiteit uit spreken? Het gaat hier niet om de dames zelf, maar om hun fotografische beeldtenis. Niet de fotograaf, maar de camera is verliefd. Het is de liefde voor de vrouw als beeld. Natuurlijk is het kalverliefde. De nog jonge camera wordt verliefd op iedere nieuwe leuke dame. De vorige is dan alweer vergeten, dat wil zeggen deel geworden van een oeuvre in wording. Als dia gescand en gearchiveerd op de harde schijf.

Boy meets girl: Philippen vertelt een klassiek verhaal. De geschiedenis van de fotografie staat bol van de voorbeelden waarbij de (mannelijke) fotograaf systematisch vrouwen fotografeert - en lang niet altijd met zuivere bedoelingen. Net als de betreffende macho-fotografen heeft het medium zelf er in feministische kritieken er een slechte reputatie door gekregen. De camera eigent zich toe, oefent macht uit over haar onderwerp, randt aan, maakt tot lustobject. Wie echter goed kijkt naar de foto's van Philippen voelt weliswaar een verlangen (een verlangen om te zien, om te mogen kijken: een lust van het oog) maar ook een zekere tederheid. Het fotograferen is bij hem een voorzichtige ontmoeting en een tedere bijna-aanraking, in een mix van enthousiasme, bewondering en respect. En misschien toch ook verliefdheid.

Er dringt zich nog een titel op: Lolita. Niet doordat de vrouwen van Philippen echte nimfijnen zijn, zoals de hoofdpersoon in Vladimir Nabokov's roman uit 1955 de prepuberale meisjes noemt die zijn obsessie vormen. Daarvoor zijn zij te oud. Maar eerder doordat het beeld opduikt van deze Russisch-Amerikaanse schrijver zelf, die onvermoeibaar met zijn vlindernetje in de weer is en de mooiste exemplaren vangt voor zijn bonte verzameling opgezette vlinders. De gebiologeerde verzamelaar voor wie het verzamelen als activiteit even spannend is als het bezitten van weer een exemplaar.
Overigens fotografeert Philippen niet alleen jonge vrouwen. Integendeel, het merendeel van zijn werk bestaat uit wat voorzichtig als landschappen kan worden aangemerkt: opnamen van plaatsen waar natuur en cultuur elkaar raken en overlappen. Plaatsen op straat, in parken of op ondefinieerbare locaties aan de 'achterkanten' van de stad. Opmerkelijk daarbij is dat hij de portretten en andere opnamen in publicaties en tentoonstellingen met elkaar vermengt. Mogelijke betekenissen gaan met elkaar resoneren. Contrasten worden tegen elkaar uitgespeeld. Foto's van wilde of gecultiveerde bloemen zien we naast portretten van jonge vrouwen. Er ontstaan 'derde betekenissen' steeds tussen twee beelden in, maar deze zijn open en abstract, zij laten ruimte voor de interpretaties en associaties van de beschouwer, zetten hem hooguit op een spoor. Er ontstaat poëzie. Wat opvalt is dat Philippen een groot vormgevoel heeft. De beelden zitten compositorisch stevig in elkaar zoals dat heet, met krachtige lijnen en vlakken. Daarbinnen toont hij zich gevoelig voor kleine details.

Philippen is, zoals veel van zijn fotograferende generatiegenoten, een fotograaf zonder programma. Daarmee bedoel ik: er is geen duidelijk geformuleerd, hoger maatschappelijk of zelfs maar artistiek doel. Dat wil nog niet zeggen dat er geen coherentie zit in het werk of geen ontwikkeling. Maar wel dat de drijvende kracht achter het maken van deze beelden een persoonlijke en intuïtieve is. Philippen reageert op visuele impulsen uit de omgeving, impulsen die worden gecreëerd door het licht ter plaatse. Licht bepaalt sfeer en kleur, en zorgt dat bepaalde vormen en verhoudingen in de realiteit naar voren treden die er anders niet zijn. De fotograaf kiest door standpunt en kader vervolgens zijn beeld. Maar de kunst van het fotograferen begint met de kunst van het kijken. Je moet het eerst zien.
Philippens werkwijze staat in een lange traditie binnen de fotografie: de fotograaf maakt lange wandelingen door een stad en vindt zijn beelden en passant. Weliswaar heeft hij of zij bepaalde interesses of thema's, maar wanneer hij of zij op pad gaat zijn er niet meer dan vage ideeën van mogelijke beelden. Het definitieve beeld ontstaat pas vlak nadat het is gezien. Thuis vindt dan nog een strenge selectie plaats. In beginsel is de hele wereld onderwerp. Philippen maakt zijn beelden net zo gemakkelijk in Shanghai, Parijs of Rotterdam.

Die Welt ist schön. Fotograaf Albert Renger-Patzsch publiceerde deze, overigens door zijn uitgever bedachte titel in 1928 (de door hem gewenste titel luidde Die Dinge). Het boek werd een staalkaart van de Nieuwe Fotografie en stond vol met fotografische opnamen van alledaagse objecten die uitblonken door helderheid, scherpte, aandacht voor materiaal en textuur, soms ongewone perspectieven. De wereld toonde een nieuwe schoonheid voor wie maar met nieuwe ogen wilde zien. In het eerste decennium van de nieuwe eeuw lijkt 'de wereld is mooi' het adagium van een jonge generatie fotografen, waaronder Philippen. Voor wie wil zien, zo lijken zij te willen zeggen, is schoonheid overal. Fotografische schoonheid, wel te verstaan. Met hun beelden leren ze ons opnieuw kijken naar een wereld die sinds het boek van Renger-Patzsch radicaal is veranderd. Een wereld die kleiner en complexer is geworden, waarin feit en fictie, echt en kunstmatig, beeld en werkelijkheid onontwarbaar door elkaar zijn gaan lopen. Die overvol is geraakt van beelden. De fotografen van de nieuwe generatie reageren daarop in hun foto's. Zij omarmen de complexiteit of stellen daar een verstilde eenvoud tegenover. Kunstmatig en echt zijn voor hen niet langer opposities maar gelijkwaardig en onderling inwisselbaar, net als de begrippen natuur en cultuur. Fotografische regels en wetten worden door hen losgelaten, klassieke genres met elkaar vermengd. Symboliek, voorzover aanwezig, wordt meerduidig. De beeldcultuur is een onuitputtelijke bron van inspiratie.


Nawoord
De Convallaria majalis (L. 1753) oftewel lelietje-van-dalen bloeit in de maanden mei en juni. De bloemen zijn wit en worden ondanks hun lichte giftigheid van oudsher verwerkt in middelen die de hartwerking bevorderen. De geur is populair in de parfumerie en de cosmetica. Lelietjes-van-dalen zijn niet erg geschikt om te plukken want in een vaasje op tafel houden ze het niet lang uit (behalve als foto). Je kan er eigenlijk alleen naar kijken op de plaats waar ze groeien. Gelieve overigens niet te verwarren met de Lilium candidum (L. 1753), de witte lelie, traditioneel zinnebeeld van reinheid, maagdelijkheid en onschuld.