In aanbouw
Iemand horen lopen door een raamloos huis,
totdat zijn voetstap weg, hij weifelend
een gang inslaat, zich daar herhaalt. Wie?
Niets dan een reling tussen hem en mij, gedeelde
aanzet tot een heuvelrug, ver weg twee verstilde
klokken in een nutteloos bestaan. En zo,
en straks nog meer, verrijst het huis, vroegoud
gepantserd onder het gewicht van zijn vorm.
Reuzengrote legostenen, naakt, bewegingloos.
Geen verkeer dat hier voorbijgaat, alleen
die stappen in de tijd, een allerlaatste keer.
|